De polyvagaal theorie (PVT) gaat over de werking van het autonome zenuwstelsel en is ontwikkeld door Stephen W. Porges, een Amerikaanse psycholoog en neurowetenschapper. Deze theorie is belangrijk als we proberen te begrijpen wat trauma is en welke invloed het heeft op ons lichaam, denken voelen en gedrag. In de basis gaat de theorie over de manier waarop het autonome zenuwstelsel omgaat met (mogelijke) bedreigingen. Porges ontdekte dat het zenuwstelsel een voorspelbare manier van reageren heeft op gevaar. Deze reacties gaan buiten ons bewustzijn om en bepalen hoe wij ons voelen, hoe we denken en reageren.
Twee takken: sympathisch en parasympathisch
Het autonome zenuwstelsel bestaat uit twee takken: het sympathische deel en het parasympathische deel. Kort gezegd: het sympathische deel is verantwoordelijk voor actie, beweging en mobilisatie. Is er onveiligheid, dan zorgt dit deel voor vechten en vluchten. Het parasympathische deel is verantwoordelijk voor rust en herstel en brengt reacties teweeg die ons laten ontspannen. Is er onveiligheid, dan zorgt dit deel ervoor dat we bevriezen/ verstarren.
De nervus vagus
Porges heeft veel onderzoek gedaan naar de nervus vagus. Dit is een hersenzenuw die de verbinding maakt tussen de hersenen en diverse organen. De nervus vagus bestaat uit twee delen: ventraal vagaal en dorsaal. Het ventrale gedeelte loopt via de voorzijde en is ontwikkeld in de kindertijd door omgeving en de ouders. Dit gedeelte helpt bij o.a. bij de connectie met anderen, rust, herstel en ontspanning. Het dorsale gedeelte loopt via de achterzijde en is bij de geboorte aanwezig. Bij onveiligheid zorgt het dorsale gedeelte ervoor dat we direct vertragen of verstarren. Er is dan geen verbinding mogelijk.
Een belangrijke taak van de nervus vagus is het versturen van signalen naar verschillende organen in het lichaam. De voornaamste functie is echter om het centrale zenuwstelsel te informeren over de toestand van al deze organen. Meer dan 80% van de zenuwvezels in de nervus vagus bestaat dan ook uit afferente of sensorische zenuwcellen. De nervus vagus bestaat uit enkele zenuwbanen die het brein direct verbinden met de rest van het lichaam. Daardoor is een wisselwerking mogelijk tussen het brein en de andere organen.
Drie organiserende principes
Er zijn drie organiserende principes die aan de PVT ten grondslag liggen: hiërarchie, neuroceptie en co-regulatie.
Hiërarchie gaat over de voorspelbare manier van reageren op stress. Er zijn drie niveaus of staten van het zenuwstelsel te onderscheiden:
1. Ventraal vagaal (veilig) Kenmerken: gevoel van kalmte, sociale interactie mogelijk, in het hier en nu.
2. Sympathisch (angst, paniek) Kenmerken: angstig gevoel, overprikkeld en geïrriteerd, vecht- en vluchtmodus, piekeren en zich herhalende gedachten.
3. Dorsaal vagaal (wanhoop, dissociatie) Kenmerken: geïsoleerd, dissociatie, onderdanig, onveilig, machteloos.
Neuroceptie is het onbewuste scannen van de omgeving op mogelijk gevaar. Ons autonome zenuwstelsel reageert op basis van onze neuroceptie. Dit houdt in dat we met ons lichaam en onze hersenen op onbewust niveau voortdurend informatie verzamelen en interpreteren als veilig of onveilig. Een voorbeeld hiervan is sociale informatie, bestaande uit iemands gezichtsuitdrukking, lichaamstaal en stemgeluid. Of we iets als veilig of onveilig interpreteren, heeft gevolgen voor hoe we ons voelen, denken en gedragen. Op basis van de neuroceptie, wordt er een respons in gang gezet in het lichaam. Als we ons veilig voelen, wordt ons parasympathische deel geactiveerd, waardoor we ons kunnen ontspannen, kalmeren en ons verbonden voelen. Wanneer we echter gevaar voelen of op enigerlei wijze een bedreiging waarnemen, treedt ons sympathische zenuwstelsel in werking en bereidt ons voor op vechten of vluchten. Je hartslag omhoog, je bloed sneller stromen en je spieren spannen aan.
Co-regulatie zorgt ervoor dat je veiligheid kunt ervaren of terugvinden bij iemand anders die veilig is gereguleerd. Als baby kun je jezelf nog niet reguleren. Je hebt dan iemand anders nodig om te kalmeren en de veiligheid over te nemen van een gereguleerd persoon. Een baby voelt de signalen van veiligheid bij de ouder waardoor het kind zich ook veilig gaat voelen. Zo leert het kind zichzelf te reguleren. De omgeving is dus van grote invloed op de mate waarin wij leren onszelf te reguleren.
Tot slot
Het autonome zenuwstelsel zoekt en stuurt onbewust signalen van veiligheid en gevaar. Omdat dit buiten je bewustzijn omgaat, heeft het zenuwstelsel al bepaald of een situatie veilig is of niet. Is ons systeem gewend geraakt aan veel onveiligheid, dan zal dat de reactiviteit vergroten en ingesleten overlevingspatronen versterken met emotionele, mentale en fysieke klachten als gevolg.
In veiligheid zorgt het voor het openstaan voor nieuwe mogelijkheden, nieuwsgierig en leergierig zijn en je verbinden met anderen.
Weten hoe het zenuwstelsel werkt, helpt je op te merken in welke staat je zenuwstelsel zich bevindt (ventraal, sympatisch of dorsaal). Daarnaast kunnen tal van lichaamsgerichte oefeningen helpend zijn om in een meer gereguleerde staat te komen.